22 november 2006

'Feest voor een vliegtuigspotter'


,,Op de basis Kabul ben ik degene die de F-16-vliegers ophaalt en weer wegbrengt naar de kisten. Als ik ze haal, ben ik de eerste die het ziet als er wapens ontbreken op de kist. De eerste keer dat een F-16 terugkeert zonder bommen, is me nog levendig bijgebleven.''
,,De F-16's verhuizen volgende week van Kabul naar Kandahar in het zuiden. Lange tijd was de baan daar niet geschikt voor ons. Er zaten grote gaten in het beton en F-16's zijn erg gevoelig voor opspringende steentjes die in de luchtinlaat schieten. Met alle gevolgen van dien.
Ik heb het hier super, want ik ben vliegtuigspotter en dan is het hier één groot feest. Voor mij is het verhaal rond nu ik hier ben. Eerder heb ik op een basis in Florida gezeten voor Enduring Freedom. Toen zag ik alleen op de tv-schermen hoe dit land eruit ziet. Nu ben ik er echt. We werken hier zeven dagen per week en twaalf uur op een dag. De weken vliegen om, want je werkt in een flow.
Toch merk je dat het oorlog is. Er kwam een Taliban-raket neer op vijftien meter afstand, aan de andere kant van een muur, net toen we op de flight line stonden bij de F-16's. We hoorden een klap, maar die hoor je hier wel vaker als ze mijnen opruimen. Vervolgens werd het vliegverkeer stilgelegd en bleek het om een raketaanval te gaan. De raket was een blindganger, hij ontplofte niet. Ik denk niet teveel na over die aanvallen, anders krijg je een knoop in je hersenen. Als er een raket op je valt, is het je dag niet, denk ik dan maar. Op het moment dat hij viel, zaten we toch al in een roes.
De aanval kwam op een heel wrang moment. Het was net een uur voor de afscheidsceremonie van Michael Donkervoort, onze vlieger die hier op 31 augustus is verongelukt. Ik kende hem goed. We zijn nog samen naar Zweden geweest.
Ik had dienst op de dag dat het gebeurde. Er kwam een telefoontje dat er een kist in moeilijkheden zat. Al is het lang geleden, we hebben in Nederland wel vaker meegemaakt dat een kist neerstortte en toen werkte de schietstoel altijd goed, dus daar hoop je in dit geval op. Eigenlijk verwacht je elk moment de helikopter van het rescueteam die hem terug komt brengen. Maar dat gebeurde niet. Even was er nog wat ruis over de radio dat Michael nog zou leven; een hele dag zaten we in onzekerheid. Uiteindelijk kwam de mededeling en werd het stil.
Het is een zwarte bladzijde dat er iemand uit je team wordt weggetrokken. En dat zonder dat je de oorzaak weet. De erfenis van wat er is gebeurd, neem ik mee naar huis. Maar na twee dagen niet vliegen moesten we toch weer door. Het team is er hechter van geworden. We praten er nog veel over. Van wrakstukken is een gedenkteken gemaakt op de helling waar ze zijn gevonden. Het was een indrukwekkende ceremonie, hier op het vliegveld van Kabul.''

'Iemand doden deed me weinig'


Soldaat Timmo (23) uit Alphen aan den Rijn kwam bij de legerbasis Martello in Zuid-Afghanistan in een vuurgevecht met de taliban terecht.


,,Eerst zag de toestand rond de legerbasis Martello er onschuldig uit. Het begon te schemeren. Toen, opeens, kwamen van een kilometer afstand lichtsporen over ons heen. Even stond alles stil. Maar toen de eerste raketten en mortieren insloegen, begon alles weer te bewegen. Ik ben gelijk naar mijn pantservoertuig gerend en ben maximaal gaan schieten. Dan denk je weinig na.
Omdat het al donker werd, moest ik mijn warmtebeeldkijker aan het werk. Maar de bergen waarop de taliban zaten waren nog zo heet door de zon, dat je geen mensen kon onderscheiden. Ik zag alleen hun mondingsvuur.
Vanuit een van onze observatieposten schoten ze met zwaar kaliber op een doelwit tegenover me. Ik zag de stofwolk, er waren treffers. Twee mannetjes kwamen vrij te staan. Die heb ik toen neergeknald. Eentje schoot er nog met zijn Kalashnikov, en ik zag het spoor van zijn kogels ineens omhoog gaan. Dan weet je dus dat je raak geschoten hebt. Het vuurgevecht ging zo'n twintig minuten door. Als het ophoudt, is meteen de druk eraf.
We waren meer blij dan geschrokken, achteraf. Hadden eerder de behoefte aan een feestje dan dat we hartkloppingen hadden. Als je zag hoeveel vuur er op ons af kwam, is het een wonder dat niemand is geraakt.
Ik heb er niet van wakker gelegen dat ik iemand heb gedood, nee. Zolang je geen mens ziet, is het een schietschijf. Het deed me weinig. Het liefst had ik er nog meer gehad. Zij willen óns dood, ja, dan kan je een koekje van eigen deeg krijgen. De volgende dag liepen we er alweer over te geinen. Zo van: die had er zoveel, die had er zoveel. Ik heb niet gemerkt dat iemand er iets aan heeft overgehouden. Als iemand twintig meter voor je staat, denk je er wel anders over. Dan bedenk je je wel drie keer, omdat je dan ziet wat je kogel doet.
Ik heb erover nagedacht of het thuis zou vertellen. Maar ze wisten dat ik bij Martello was en dat daar zwaar is gevochten, dus verzwijgen had weinig zin. Ze waren blij en trots, maar vonden het niet leuk dat ik langer zou blijven. Of je er trots op moet zijn, weet ik niet. Ik ben blij dat ik weet hoe het voelt. Je traint hier jaren voor, maar je weet niet hoe je reageert als het echt zover is.
Voor mij zijn de risico's laag de komende tijd. Het enige dat we nog kunnen tegenkomen zijn geïmproviseerde bommen langs de weg. Ze zullen niet snel meer in hinderlagen gaan, het wordt hooguit nog wat laf bommenwerk, een beetje treiteren.
Een oorlog van leger tegen leger kan je winnen, maar dit is kansloos. Ik heb gemengde gevoelens over deze missie. Wij kunnen de burgers wel wat veiligheid bieden, maar als de taliban zien dat ze met ons praten, worden ze in elkaar geslagen of neergeknald. Je kan een mierennest niet uitroeien. Als je een paar van die gasten neerschiet, staan er wel weer nieuwe op. Zodra we weggaan, is het land weer terug bij af.''

'Hoe beeld je een vrouw af?'

Bij de vijand heet het doorgaans 'propaganda': het psychologisch bewerken van de bevolking met gerichte beïnvloedingscampagnes. Bij de opbouwmissie in Uruzgan noemen ze het PsyOps: 'psychological operations'. Het doel ervan is de bevolking te winnen voor de nieuwe Afghaanse regering en de westerse troepenmachten die haar terzijde staan. Majoor Casper uit Haarlem voert deze splinternieuwe afdeling aan.

,,Wat wij doen? Schieten met woorden, noem ik het altijd. PsyOps is de eenheid die probeert de houding van de bevolking ten opzichte van ons te beïnvloeden. Dat doen we met flyers, met radioberichten of via luidsprekers. We richten boodschappen specifiek op bepaalde doelgroepen: op dorpsoudsten, mullah's, jongeren of vrouwen. De folders bestaan grotendeels uit foto's of strips met of zonder tekst, want de meeste mensen hier zijn analfabeet. Het is moeilijk om een bevolking aan te spreken waarvan een groot deel niet kan lezen. Je ziet wel folders met fotostrips, bijvoorbeeld om de boeren ertoe te brengen bloemen te gaan kweken in plaats van opium, maar daar zijn wij niet zo voor. Je moet de Afghanen niet aanspreken als kinderen, ook al kunnen ze niet lezen.
In de folders laten we zien wat we hier doen. Dat we een school renoveren in het dorp Chora, bijvoorbeeld. Daarbij benadrukken we stelselmatig dat niet wíj hier het werk komen doen, maar de Afghanen zelf.
Je moet goed nadenken over het beeldmateriaal in de folders. Wat laat je wel en niet zien aan bepaalde doelgroep? We tonen in elk geval geen foto's van militairen met een zonnebril op. Met een bril op maak je geen contact. De militairen in de folders dragen wel altijd een wapen, maar op de rug. Een wapen bezitten is hier een erezaak. Zonder geweer stel je niets voor in deze maatschappij.
Het afbeelden van vrouwen is een lastige zaak. We laten het van de doelgroep afhangen of, en hoe we een vrouw afbeelden: in een zwarte boerka, in een blauwe, of zonder. Het onderwerp geloof vermijden we zoveel mogelijk. In onze communicatie laten we merken dat we gelovig zijn, anders heb je geen enkel aanzien.
Je moet ook oppassen dat je in de boodschappen geen beloftes doet die je niet kan waarmaken, want dan is het vertrouwen gelijk weg. Pas als Afghanen met onze hulp klaar zijn met het repareren van een moskee, buiten we dat uit in een boodschap aan de bevolking. We willen ze laten zien dat als ze voor de Afghaanse regering kiezen, ze kiezen voor toekomst en veiligheid. Nederlanders zijn goed in dit werk, denk ik. We kunnen goed luisteren en diplomatie bedrijven.
De taliban maken zelf ook gebruik van PsyOps, alleen doen ze dat op een negatieve manier. Ze intimideren, onderdrukken en verspreiden valse berichten over ons, bijvoorbeeld dat er burgerslachtoffers zijn gevallen terwijl dat niet zo is.
Hier in het dorp Tarin Kowt hebben we het vertrouwen wel aardig gewonnen. Toch kunnen we nog niet zomaar het kamp uit zonder gewapende begeleiding. Maar dat we er in pantservoertuigen heen rijden, verstoort onze boodschap niet. Zolang je maar niet als een idioot door het dorp crosst. Zelf ga ik weinig het kamp uit. Toch heb je hier te maken met spanning. Er zijn raketaanvallen geweest en de eerste keer dat dat gebeurt is het schrikken. Ik heb het inmiddels vaker meegemaakt. Als je hem hoort fluiten, gaat-ie over je heen, zeggen ze. Het zijn flinke klappen en daarna moet je direct in dekking omdat er meer kunnen komen. Ik slaap er niet minder om. Ook niet nadat ik voor de eerste keer zo'n raketaanval meemaakte. Er waren er wel die daarna niet konden slapen.''

'We redden levens op de grond'


De Nederlandse Apache-helikopters in Uruzgan hebben het druk. Regelmatig moeten de vliegers de lucht in om grondtroepen ergens in Zuid-Afghanistan te hulp te komen. De Apaches zijn echte gevechtshelikopters met lasergeleide Hellfire-raketten, enkele tientallen kleinere raketten en een boordmitrailleur. Martijn uit Leiden is vlieger op deze machine, die door de taliban zo wordt gevreesd dat ze een speciale alarmcode hebben die over de radio rondgaat als de Apache aan de horizon verschijnt.


,,Ik ben net terug van een missie in de Afghaanse provincie Helmand. Daar waren troups in contact, zoals dat heet. Toen we aankwamen –het is een eindje vliegen- gebeurde wat er meestal gebeurt: de taliban trokken zich terug. Dat doen ze zodra ze beseffen dat er Apaches aankomen. We hebben al vliegend de omgeving rondgescand met onze sensoren. We zagen veel mannen lopen, ook wel verdachte, maar je kon niet meer zien wie gewoon aan het werk was en wie er net meegevochten had. Teleurgesteld dat het gevecht al voorbij was? Nee. Wij dragen echt bij aan rust door ons machtsvertoon.
Het is niet normaal hoe dankbaar grondtroepen zijn, nadat je met de Apache luchtsteun hebt gegeven. Wij zijn enorm belangrijk voor de mannen op de grond. Ik sprak laatst een aantal Canadezen, ze hoorden dat ik Apachevlieger was en de tranen sprongen hen in de ogen. Ze hadden het in de Panjwayi-vallei stevig te verduren maar toen wij kwamen, waren ze gered. We krijgen vaak nog telefoontjes achteraf, om te bedanken. Natuurlijk ben ik begonnen omdat ik het stoer vond om piloot te zijn. Maar het vliegen wordt op een gegeven moment normaal. Nu is mijn drijfveer om mensen van de dood te redden.
Ik ben nooit bang. Zodra ik vlieg, voel ik me extreem veilig. Ik vertrouw op de procedures en de training. De taliban kennen de Apaches, na elf september hebben de Amerikanen er flink mee huisgehouden. De talibanstrijders hebben er slechte ervaringen mee.
In Nederland bootsen we veel situaties na volgens het train as you fight, fight as you train -principe. Maar de werkelijkheid is geen computerspelletje. We schieten nooit als we niet het gevoel hebben dat het goed zit. Ook al melden de grondtroepen dat het taliban zijn: als we het niet vertrouwen, dan stoppen we de engagement. We willen absoluut geen friendlies treffen. Soms bereik je al het gewenste resultaat met een waarschuwingsschot, dan stuur je even vijftig kogels het veld in.
Je weet pas hoe het is om te vuren als het zover is. Het deed mij relatief weinig. Je weet dat jouw actie levens redt op de grond. Als je tot vuren over moet gaan, gaat het negen van de tien keer om een gebouw. Heel soms zie je wel mannetjes, maar de afstand is zodanig dat we niet, zoals de mannen op de grond, direct oogcontact hebben. We zien de kwaadheid in hun ogen niet.
De eerste keer dat je de trekker overhaalt, denk je wel tien keer na. Het gebeurde toen grondtroepen onder vuur lagen van raketten. De taliban zaten lekker in een gebouw hun dingetje te doen. We hadden bevestigd gekregen dat het gebouw het juiste doelwit was. Je gaat dan de rules of engagement nog een keer na, de regels die voorschrijven wanneer je geweld mag gebruiken. Je wilt zeker weten dat het legitiem is wat je doet.
Na elk gebruik van wapens wordt er altijd een rapport opgemaakt. De tapes worden teruggekeken. Als je iets hebt gedaan dat niet onder de rules of engagement vallen, heb je persoonlijk een probleem. De voorgevallen actie kan zelfs worden doorgestuurd aan het openbaar ministerie.
Het risico voor mijzelf? Het is dat je erover begint, maar zelf denk ik er niet aan. Mijn familie heb ik ook gerust kunnen stellen. Als ik ze bel, spreken we er weinig over. Je mag niet alles vertellen. Bovendien: je kan ook niet altijd maar over je werk praten.’’

13 november 2006

Censuur?

Terug in Nederland is het tijd voor een terugblik op het leven als embedded verslaggever. Gebruikt het leger de journalist als buikspreekpop? Knippen voorlichters de hun onwelgevallige passages uit de teksten?
De censuur die Defensie toepast, is op papier een redelijke, gebaseerd op afspraken vooraf. Defensie mag elke tekst voor publicatie lezen op 'operationele informatie'. Het zou tenslotte vervelend zijn als de Taliban-inlichtingendienst alleen maar de krant hoeft open te slaan om te weten waar en wanneer de westerlingen een offensief voorbereiden. De eis om daarover te zwijgen, is te begrijpen.
Toch probeert een voorlichter wel eens een stap verder te zetten. Toen ik op dit weblog wilde melden dat er ‘de oorlog hier echt is’ sputterde de kolonel die de tekst las, tegen. ,,Het is niet echt een oorlog’’, probeerde hij staande te houden midden in een legerkamp tjokvol met het dodelijkste wapentuig van de wereld. ,,Het is meer dat er soms contact is tussen troepen.’’ De term ‘oorlog’ bleef gewoon staan.
Ook een verzoek om de (toen nog lege) gevangenissen op Kamp Holland te bezichtigen werd in eerste instantie afgewezen. Defensie wilde het niet hebben. Maar na enig aandringen, waarbij de voorlichter zich aan de kant van de verslaggevers schaarde, gingen de cellen alsnog open.
Toen ik tegenover de persvoorlichter in Kandahar aankondigde dat ik wilde peilen hoe de goed of slecht de Nederlandse soldaten lagen bij hun buitenlandse collega's, was de reactie ronduit negatief. Een opsomming van argumenten tegen een dergelijk vragenrondje volgde. ,,Het is dan maar net wie je treft’’, zei ze. ,,We hebben afgesproken dat de coalitiegenoten elkaar respecteren’’, voegde ze daaraan toe. En tenslotte: ,,veel buitenlandse soldaten hebben helemaal geen contact met Nederlanders.’’ Ze zag het verhaal niet zitten.
Uiteindelijk moest de afsprakenlijst erbij worden gehaald. Een verhaal over de sterke en zwakke kanten van de Nederlanders bleek er niet mee in strijd. De voorlichtster ging uiteindelijk overstag: ,,Ik ben benieuwd.’’
Censuur? Dat valt dus wel mee. Wel heeft defensie een eigen agenda. Ze zien graag mooie verhalen over hun Apaches en F16's en bieden daarom ongevraagd interviews aan met de vliegers. Maar ook aan eigen verzoeken van de journalisten werken ze mee.
Zowel journalisten als militairen moeten wennen aan elkaars aanwezigheid. De oorlog in Afghanistan is de eerste waar Nederlandse verslaggevers mee kunnen reizen met hun eigen leger, tot diep in wat militairen poëtisch 'het Theater' noemen. Ik heb het theater inmiddels verlaten. Maar de voorstelling gaat door.
Dit was de laatste bijdrage aan dit weblog.

10 november 2006

Filmpje

De Nederlandse F16’s hebben de afgelopen maanden 34 bommen gegooid, dat zijn er twee per week en ‘meer dan gedacht’, vertelde de luitenant-kolonel van de jachtvliegtuigen toen ik hem interviewde over zijn werk. Op de vooravond van de verhuizing van de F16 ’s naar Zuid-Afghanistan had het squadron een feestje in Kabul. Daarop veel bedankjes, leuke dia’s van het kampleven en ook een filmpje.
Daarop was in schimmige groene beelden te zien wat dat in de praktijk eigenlijk betekent, een bom gooien. De makers van het filmpje hadden er stevige muziek onder gezet maar ook zonder is het effect overweldigend. Je ziet vanuit de lucht een veld, ergens in de Afghaanse binnenlanden. Er staat een hutje. De vlieger richt er zijn richtkruis op en een paar seconden later gaat het gebouw, met alles erop en eraan en erin de lucht in. Het duurt even voor je beseft dat je hier staat te kijken naar live-beelden van de dood van een stel mensen, die met hun huisje en al letterlijk tot stof worden gemaakt. De beelden volgen elkaar op, de ene explosie na de andere, dan weer een huisje, dan weer een voertuig, dan weer een onduidelijk stipje ergens tussen de bomen.
Sommige van de aanwezigen juichen om het spectaculaire resultaat, anderen slaan de hand voor de mond. Een van de teamleden zegt: ,,Ja. ook voor de vliegers zelf zijn die beelden soms weer even schrikken.’’

Oerend hard

Het vliegtuig staat klaar om Afghanistan te verlaten, maar de vallei van Kabul ligt onder een laag mist, die zich verdicht tot een onweersbui. De piloot durft niet te starten, want hij kan de bergen niet zien. Dat betekent acht uur wachten op een brokkelige taxibaan. Op een vlucht van bijvoorbeeld de KLM zou de mededeling vanuit de cockpit zijn: ‘Vanwege de weersomstandigheden kunen we op dit moment niet vertrekken. Excuses voor het ongemak’. Bij de luchtmacht is de mededeling: ‘We wachten op een timewindow, als dat er is gaan we asap weg. Ja, voor ons is het ook niet fantastisch, he. Maar je wil toch ook niet dat we die kist straks tegen de berg aan plakken, toch?’
Nog een nacht op Kabul heeft voor de soldaten meer consequenties dan alleen uitstel van het weerzien met hun familie. Het betekent ook blootstelling aan een optreden van de Normaal-zanger Bennie Jolink. Die heeft besloten dat het moreel van de troepen moet worden opgevijzeld. De Achterhoeker reist om die reden de Nederlandse legerbases af en doet vanavond Kabul aan. Hoe zou dat uitpakken, een optreden van Normaal met uitsluitend alcoholvrij bier?

09 november 2006

Het braafste jongetje

De Nederlandse militairen mogen geen alcohol. Dat is een hard gelag, al die maanden lang. In Kamp Holland is het ook niet leuk, maar vooruit, daar is domweg niets te krijgen. Maar hier in Kabul laten de Britten, de Amerikanen en zo'n beetje alle andere nationaliteiten zich 's avonds onbelemmerd vollopen. Hun bar, de Air Force One, is op een steenworp van de Nederlandse tenten. Dan is de kwelling pas echt groot.
Het verhaal gaat dat generaal Dick Berlijn ooit een handvol dronken soldaten tegenkwam en het alcoholverbod toen ter plekke heeft verzonnen. Van een journalist hier hoorde ik dat de staatssecretaris, die met een handvol verslaggevers in het vliegtuig zat, beloofde het plan met stille diplomatie nog wel te willen dwarsbomen. Tenzij de journalisten het dreigende alcoholverbod (dat toen nog geheim was) in de krant zouden gooien. Het was een dilemma voor de collega's: nieuws brengen of onze jongens hun biertje gunnen? Ze kozen het eerste. De Telegraaf bracht het als opening van de krant.
De Nederlandse militairen die ik gesproken heb, zijn verdeeld. Ze willen best inzien dat het beter is om nuchter te zijn als de Taliban om twaalf uur 's nachts een verrassingsaanval openen. Maar dat alle andere nationaliteiten wel mogen drinken, dat steekt.
Er schijnen flink wat militairen berispt en zelfs teruggestuurd te zijn omdat ze hebben gezondigd tegen de drooglegging. Soldaten die ik in de eetzaal sprak, vertelden erover met een ondertoon van medelijden. ,,We hoeven toch ook weer niet het braafste jongetje van de klas te zijn'', zeiden ze.
Hoe denken andere nationaliteiten eigenlijk over het Nederlandse drankverbod? Het is de moeite waard om dat eens uit te zoeken. Op het risico af om opnieuw gearresteerd te worden en een verhoor in het Frans te moeten ondergaan; het moet mogelijk zijn die Air Force One te vinden. Het is tenslotte de laatste avond.

Dit land laat je niet los

Kreeg vandaag een rondleiding bij de Nederlandse F16-toestellen die nog een paar dagen op Kabul zijn gestationeerd. Volgende week verhuizen die naar het zuiden van het land. De landingsbaan is daar ontdaan van gaten en gruis, zodat de F16's er kunnen landen zonder dat hun luchtinlaat handenvol grind opzuigt.
De commandant vertelde me over de dag dat de Nederlandse vlieger Michael Donkervoort -door nog onbekende reden-verongelukte. Cor, een lid van het ondersteunend team, vertelde over de afscheidsceremonie voor zijn collega. Een uur voor die zou beginnen, sloeg er vijftien meter naast hem een raket in. Het ding ontplofte niet. Ondanks dit alles heeft Cor het enorm naar zijn zin op de basis en heeft nog geen haast om te vertrekken.
Ook mijn vertrek is onzeker. Er zijn wat problemen met vluchtlijst, waar ik niet op sta. Dat vereist wat heen en weer gebel door de gelederen van defensie-bureaucratie. Tot nu toe krijg ik een goede indruk van het functioneren van de leger-organisatie, dus ook dit misverstand zal zich wel oplossen.

08 november 2006

Een hapje eten

Kabul International Airport is nog geen ideaal flaneer- en winkelgebied. Dat blijkt als je, na uren opgevouwen te hebben gezeten in een vliegende veewagen en na een gemiste lunch, de benen wil strekken om iets eetbaars te vinden. Je wandelt wat, slaat eens een zijweggetje in en wordt prompt gearresteerd door de militaire politie. Dat gaat gepaard met veel gesnauw, gezwaai met mitrailleurs, tassen doorzoeken, fouilleren, en tenslotte een ondervraging in het Frans. Een perskaart van de onbeduidende basis Tarin Kowt maakt hier weinig indruk. Wat meneer dacht daar te doen, op terrein van het Koninklijke Belgische leger? Er moet een man met een rode baret, een snor en strepen bij komen. Die vertrouwt het ook niet. Mee dan maar naar het bureau van de militaire politie, achterin een dreigend uitziende jeep. Net als je wil uitroepen dat je niets zegt voor je advocaat er is (zo doen ze dat in films) is de zaak ineens opgelost. De Nederlandse MP komt erbij, legt uit dat hun leger wel eens journalisten en andere domme burgers moet meenemen, en daarmee is de kous af. Laat het nooit meer gebeuren en past u voortaan toch op, want ze zijn hier nogal lichtgeraakt sinds die zelfmoordaanslagen.
De Belgen duwen de verslaggever annex spion achterin hun jeep en zetten hem na een korte groet af voor de eetzaal. Waar het toevallig net tijd is voor het avondeten.

Kabul

Het was een onrustige nacht in Zuid-Afghanistan. Er waren verplaatsingen van Taliban-troepen in de buurt van ons kamp, maar tot een treffen kwam het niet. In Kandahar was er weer eens raketalarm.
De Herculespiloot die ons via Kandahar terugvloog naar Kabul, weet wel hoe hij narigheid kan vermijden. Hij scheert na het opstijgen rakelijks over de daken, trekt hard op en maakt nog wat scherpe bochten naar links of rechts. Een Taliban op de grond die een raket wil afvuren, is dan volledig de kluts kwijt. Iedereen in het vliegtuig ook.
Tragisch nieuws op Kabul: we hebben de lunch gemist. Eerst maar eens op zoek naar eten, daarna staat een bezoekje aan de F16's op het programma.

07 november 2006

Ik wil de gevangenis in

Geen foto’s, geen film, alleen schrijven. Dat was na enig onderhandelen de voorwaarde om een kijkje te mogen nemen in het cellenblok van Kamp Holland. Een eerder verzoek om deze ‘restricted area’ te mogen bekijken, was om onduidelijke redenen afgewezen. Het leger wilde er geen pottenkijkers, ook al staan de cellen, bedoeld voor krijgsgevangenen, vooralsnog leeg.
Mijn Volkskrant-collega Theo en ik protesteerden. Hoe zat het met de openheid? Het leger legt journalisten beperkingen op. Alles, ook dit log, wordt voor publicatie gescand op zogenoemde ‘operationele informatie’, want de vijand leest mee. In detail schrijven over aanstaande patrouilles of missies mag dus niet. Dat uitgangspunt is redelijk. Ook is het begrijpelijk dat ouders van een gesneuvelde militair het niet uit de krant moeten lezen als hun zoon of dochter is gevallen. Maar welk belang is ermee gediend om de gevangenis op slot te houden?
Niet tevreden met het verbod hadden we zelf al over het kamp lopen struinen of we de tussen de talloze containers en afrasteringen iets konden vinden dat op een cellenblok leek. De zoektocht liep uiteindelijk dood op een deur met een hangslot. De muren waren hoog.
De defensie-persvoorlichter zat er zelf ook mee in zijn maag. Het kijkverbod leek hem in strijd met de openheid die defensie wil uitstralen. Na enig doorzaniken in de hogere echelons kregen we gedrieën tenslotte onze zin.
Het verblijf als krijgsgevangene moet geen pretje zijn. Twaalf betonnen hokken zonder daglicht, zo’n twee bij drie meter, mogen elk twee Taliban tegelijk onderbrengen. De ruimte om te luchten is minimaal. In een aparte container wordt eerst informatie uit de strijders gewrongen. Alles natuurlijk binnen de grenzen van alle conventies, bezwoer verantwoordelijke Rob Bogers. Gevangenen worden maximaal 96 uur vastgehouden. Ze krijgen water, een deken en ze mogen zelfs meegenieten van de Kamp Holland-magnetronmaaltijden, die hier beter zijn dan bij Albert Heijn.
Na die 96 uur ligt de zaak wat moeilijker. Dan nemen de Afghaanse autoriteiten het over. En Afghanen liggen zelden wakker van de Conventie van Geneve. In principe houdt het Rode Kruis toezicht, maar niet van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat.
De discussie over het lot van krijgsgevangen is tot nu toe theoretisch, want de enige drie mannen die hebben vastgezeten op kamp Holland, zijn alweer vrij. Echte krijgsgevangenen zijn er niet. Talibanstrijders genoeg in de buurt, dus waarom eigenlijk niet? De meningen daarover lopen uiteen. De een zegt: ze vallen altijd aan van grote afstand en nemen hun gewonden mee. Een ander denkt: ze vechten zich gewoon liever dood dan dat ze zich overgeven.

Geen risico?

,,Pas op, ik ben opgeleid om te doden'', zei een militair voor de grap toen ik zijn stoel wilde pakken.Hij heeft gelijk. Militairen zijn opgeleid om te doden. Maar hoe voelt het als het zover is? Die vraag legde ik voor aan een soldaat uit de regio. Timmo was er nuchter over. ,,Ik had er nog wel meer willen hebben. Na het gevecht sliep ik prima en de volgende ochtend liepen we alweer te geinen: die had er zoveel geraakt, die had er zoveel.''Bij operatie Medusa waar deze soldaat vocht –in de provincie Kandahar- zijn in totaal duizend Talibanstrijders gedood. En hoeveel Nederlanders zijn gevallen door vijandelijk vuur? Nul. ,,Een wonder'', zegt soldaat Timmo. ,,Als je ziet onder wat voor zwaar vuur we lagen.'' 'Those lucky Dutch', kreeg mijn Volkskrant-collega Theo van een Canadees te horen. Hoe komt het dat magere Hein aan de poort van Kamp Holland voorbij gaat? Bannen de Nederlanders gewoon elk risico uit? Daar heeft het alle schijn van. De militaire maatregelen die nodig zijn voor een eenvoudig tripje in het dorp Tarin Kowt, dat de militairen nog als 'hun achtertuin' beschouwen, zijn draconisch.
Sommige van de militairen die ik heb hesproken, zeggen dat de Taliban op die manier hun zin krijgen. Die zouden er niet alleen op zijn gericht om westerlingen op te blazen (hoewel dat mooi meegenomen is). Belangrijker zou zijn dat de vreemde troepenmacht gedwongen wordt zich achter pantser terug te trekken. Dat betekent minder contact met de bevolking, minder vrienden en dus minder tipgevers. Zonder tipgevers onder de bevolking kan de Taliban zich ongestoord bewegen.
Collega Theo is zojuist vertrokken voor een meerdaagse expeditie het land in. Die operatie lijkt te zijn voorbereid met nog meer planning en vertoon van militaire kracht dan de patrouilles in de buurt. Hij liet zich daar niet volledig door geruststellen. Theo, toch al een stevig roker, stak in het laatste uur voor vertrek de ene sigaret met de andere aan.We waren het erover eens: elke verslaggever die meegaat op een patrouille hoopt in het belang van zijn verhaal dat er ‘iets gebeurt’. Maar niet teveel, hoopt de mens in de journalist, niet teveel. We zijn niet opgeleid om gedood te worden.

Op de foto (ANP): Het lichaam van een van de Nederlandse slachtoffers komt aan op vliegveld Eindhoven. De F16-piloot stierf door een ongeluk, niet door vijandelijk vuur.

06 november 2006

Lekker de stad in


Even de stad in voor een vergadering met het provinciebestuur is in Uruzgan een van minuut tot minuut geplande militaire operatie. Al is de ommuurde residentie van gouverneur Munib maar een paar kilometer van de basis, het konvooi van pantservoertuigen met tot de tanden bewapende militairen rijdt volgens een van tevoren exact geplande omweg. Zelfmoordaanslagen en bermbommen kunnen overal opduiken. Onderweg is elke stilstaande auto, verdachte kuil, doos op de weg of aanhobbelende tractor reden voor overleg via de radio.
Ondertussen worden we wel geacht vriendelijk te glimlachen en te zwaaien naar de straatarme dorpsbewoners, al is het dan door drie centimeter dik kogelwerend glas met schietpoortjes. Ter compensatie heeft de pantserwagen aan de zijkant een stalen bak met knuffels om uit te delen. ,,Laatst vroegen ze al om een Nintendo’’, moppert een Amerikaanse ontwikkelingswerkster over de kinderen in Tarin Kowt. ,,Je kan ze ook doodknuffelen.’’
Eenmaal binnen de vesting van de gouverneur mogen de kogelvrije vesten en helmen weer uit, maar sluipschutters op het dak volgen elke beweging op straat. De Taliban willen provinciegouverneur Munib héél graag dood.
Munib zit aan het hoofd van een tafel vol bebaarde, tulband dragende Afghanen: zijn ministers, burgemeesters en stamhoofden. De mannen gebaren veel, praten hard, hun mobieltjes rinkelen luid en ze verwachten van alles van de Nederlanders.
Alles aan de Afghanen straalt eer en trots uit. Toch ‘beheersen ze de slachtofferrol tot in de perfectie’, zegt legeroverste Tak, die het opbouwteam in Uruzgan leidt. Dertig jaar oorlog en ellende heeft hun gevoel voor eigen ondernemerschap vernietigd. Vandaar dat ze nu in koor roepen dat de Nederlanders maar even een alternatief moeten bieden voor het kweken van papaver, want ‘dat was beloofd’. Onzin, zegt Tak.
Vraag is hoe de Afghanen tot het kweken van ander gewas zijn te bewegen. Door belasting te heffen op papaper? Dat betekent een verkapte legalisatie. Door de papaver plat te branden? Daar maak je geen vrienden mee. Door het verstrekken van kunstmest? Dat lijkt een goed idee. Tot je bedenkt dat je van kunstmest prima bommen kan maken.

05 november 2006

Apache komt, Taliban gaat

Er wordt blijkbaar flink gevochten in de provincie Helmand, die grenst aan Uruzgan. Vandaag ging -net als gisteren- een afspraak met een Apache-vlieger niet door omdat die daar onverwacht de Britse grondtroepen te hulp moest schieten.
De Apaches, die sinds kort op Tarin Kowt staan, zijn rank maar dodelijk. Een piloot die me een van de helikopters liet zien, vertelt trots dat de lasergestuurde Hellfire-raketten, die aan de zijkant zitten gemonteerd, door twee meter staal kunnen dringen. Dan heeft de heli nog een batterij kleinere raketten aan boord en anders is er nog de vervaarlijke boordmitrailleur.
De Taliban kennen de Apache ook. De nieuwe commandant vertelt trots dat de Talibanstrijders al een code hebben die wordt rondgezonden zodra een Apache aan de horizon verschijnt. Dan zoeken ze onmiddellijk de beschutting van de velden en is het gedaan met vechten. Meestal keren de Nederlandse piloten dus terug zonder dat ze een schot hebben gelost. Frustrerend? Nee, want de dankbaarheid van de grondtroepen is groot. Een van de Apachevliegers kwam een Canadese soldaat tegen die hij weken eerder uit de penarie had geholpen. ,,De tranen schoten hem nóg in de ogen.’’
Als je achter de stuurknuppel van de Apache plaatsneemt, voel je iets van de verschrikkelijke kracht van dit vijftien miljoen kostende moordwapen. Over hoe het voelt om de trekker over te halen, zijn de piloten die ik heb gesproken vaag. ,,Je ziet meestal niet echt mannetjes’’, zei een van hen. ,,Je kijkt ze niet in de ogen. Meestal zitten ze in een gebouw. Het lijkt op de simulatie.’’
Tegen de Apache kunnen de Taliban weinig beginnen. Het exemplaar dat ik vandaag heb bekeken, heeft maar een paar kogelgaten. Die zijn keurig met een stukje tape dichtgeplakt. De Taliban hebben nog wel wat Stinger-luchtdoelraketten uit de tijd dat de Verenigde Staten de opstandelingen nog van wapens voorzag tegen de Russen. ,,Maar daarvan zijn de batterijen inmiddels wel kapot’’, zegt de piloot. Een ander zei dat hij ‘nooit bang’ is als hij vliegt.

Vandaag was druk met interviews en rondploegen over het kampterrein. Morgen staat opnieuw een missie buiten de vesting op het programma.

Boem

Het opblazen van de Russische vliegtuigbom vormde gisteren een aardig verzetje op de basis Tarin Kowt. Plaats van handeling was de schietbaan van de basis, een kom tussen kale heuvels op een steenworp van Kamp Holland. De Nederlanders hebben daar nog flink wat opruimwerk te verrichten als hun tijd in Uruzgan erop zit, want het terrein is geplaveid met kogels, hulzen, resten van raketten, blindgangers, doorzeefde olievaten en kapotgeschoten jeeps. Hoofdschuddend raapte een lid van het explosieven opruimingsteam een stuk onontplofte springstof van de grond, dat daar lekker lag te bakken in de zon. Als bij een begrafenis werd de bom op zijn baar uit de jeep gehaald en naar de bodem van een zwartgeblakerde krater getild.
Het was een mooi gezicht om de Nederlandse explosievenexpert aan het werk te zien. Hij haalde een wit stuk kneedbom uit de verpakking en boetseerde dat zorgvuldig tot een flinke kegel. In de knalklei plaatste hij een slaghoedje, en het geheel werd op het roestige staal van de bom geplakt. Daarna was het tijd om een veilig heenkomen te zoeken. De drukgolf was tot in het pantservoertuig te voelen.

Voor wie niet slapen kan

Voor je rust hoef je niet naar Afghanistan te komen. Altijd is er hier wel een reden voor slaaptekort. Is het niet omdat de slaapzaal naast de hondenkennel is gebouwd, dan is het wel omdat je mee moet op een patrouille die met alle geweld voor het ochtendgloren wil vertrekken. Of je ligt met z’n vieren in een eenpersoonskamer omdat alle kampbewoners zo nodig in gepantserde containers moeten slapen vanwege raketaanvallen. Of er loeit een luchtververser, verwarming, generator of een van de andere talloze militaire apparaten. Of je neusholte, nog niet gewend aan zijn nieuwe rol als roetfilter, probeert met extra slijmvorming het opgehoopte woestijnstof af te voeren.
Als je dan toch wakker bent, kan je evengoed buiten het Afghaanse uitzicht bij nacht gaan bekijken. Dit land is bedekt met een laag materiaal die in Nederland alleen onderin stofzuigerzakken is te vinden; het sloopt de longen, maar licht prachtig op als de volle maan schijnt.

04 november 2006

Weer een bom minder

Vandaag voor het eerst de veiligheid van het legerkamp verlaten voor een patrouille buiten de vesting. Doel is om een roestige Russische vliegtuigbom op te graven in het dorp Tarin Kowt, even buiten de basis. Die bom ligt daar al achttien jaar lang onder de weg maar blijft levensgevaarlijk. De staartvin steekt nog boven de grond uit. Een grappig gezicht, maar een aanrijding met een kinderfietsje kan al genoeg zijn om het honderdvijftig kilo wegende ding alsnog tot ontploffing te brengen. De klap van tachtig kilo springstof zou een flinke hap uit het dorp nemen.
Het opruimen van de bom is niet alleen om die reden een goed idee. Het is een van de manieren van de Nederlanders om de Afghanen voor zich te winnen. De boodschap 'wij komen in vrede' is echter lastig over te brengen als je uitsluitend je goedige gezicht laat zien vanuit een luik in een pantservoertuig, onder een helm en verstopt achter de meest verschrikkelijke vuurwapens.
Elke missie die ook maar een meter een stap buiten het kamp vereist, verloopt op volle oorlogssterkte. We rijden in een intimiderend konvooi van pantservoertuigen het dorp in. Boordschutters houden hun mitrailleurs op alle windstreken gericht en zetten straten af. Er ligt prikkeldraad. Dorpsbewoners moeten gedwongen hun huis uit vanwege het ontploffingsgevaar. Niet echt de omstandigheden voor internationale verbroedering.
Terwijl de explosievenman met een flinke koevoet de rotsbodem rondom de bom wegbikt, wordt de sfeer gaandeweg meer ontspannen. Een Afghaan biedt ons een hasjpijp aan, een ander leent me zijn Kalashnikov uit om mee te spelen, en een derde komt spontaan naar ons toe om te waarschuwen voor Pakistani, die van plan zouden zijn een zelfmoordaanslag te plegen. Voornamen worden uitgewisseld, niemand heeft haast en de zon schijnt. Alleen als er opeens een verdachte auto aan komt rijden, gaat iedereen weer in dekking. De auto keert om.
Uiteindelijk ligt de bom met rotte ontsteker en slordige Russische lasnaden en al op de bodem van de uitgehakte kuil. De opruimers tillen hem op, leggen hem op een brancard en dekken hem toe met een dekentje. Dan pakt het hele circus weer in, met de bom in de achterbak. De afzettingen gaan open en de bevolking stroomt toe om het lege gat te bekijken. De patrouille trekt zich weer terug in fort Holland.

03 november 2006

De woestijn in

De internationale basis Kandahar is een soort militair Ruhrgebied. Fel verlicht, lawaaierig, druk en van alle gemakken voorzien. De basis Tarin Kowt daarentegen ligt als een ommuurde vesting uit 1001-nacht midden in de Afghaanse stofwoestijn. Het kamp wordt 's nachts totaal verduisterd zodat je je er in het maanlicht een weg moet zoeken tussen de tenten, scheerlijnen en greppels.

Minister Ben Bot en een aanhang van pers en officials vlogen vanmiddag mee met het Hercules-transportvliegtuig naar de Nederlandse basis in Uruzgan. Om vijanden op de grond te slim af te zijn, scheert het vliegtuig na het opstijgen rakelings langs de bergwand (door het minuscule raampje kan je in de achtertuinen kijken) om vervolgens scherp op te trekken naar een veilige hoogte. Drie kwartier later stuitert het toestel op de baan in een wolk van stof die de ondergaande woestijnzon van een roodbruin filter voorziet.

Het weekeinde in Tarin Kowt is al van voor naar achter volgepland. Ik spreek met regiogenoten, ga een kijkje nemen bij de Apache-gevechtshelicopter en voor zaterdag staat nog iets bijzonder op het programma.

02 november 2006

Taliban-tijd

In de hangar van de Nederlandse Cougar-helicopters op de basis Kandahar hangen kartonnetjes waarop de score wordt bijgehouden van het aantal ingeslagen raketten. Vijf op een dag is een uitschieter, maar de laatste weken is het scorebord leeg gebleven. ,,Misschien slaap ik daarom wel zo slecht'', oppert een Apache-vlieger. ,,Ik was eraan gewend geraakt.'' We zitten in de eetzaal van de legerbasis, een van de weinige kantines die ik ken waar het verboden is om een tas, maar verplicht om je geweer mee naar binnen te nemen.

Een tijdje terug is een raket de eetzaal door het plafond geslagen toen daar vijf Nederlanders aan de maaltijd zaten. De raket kwam op twintig meter afstand neer in de saladbar. Eters die daar dichter bij zaten, raakten zwaargewond. ,,Ik luister de hele dag of ik geen gefluit hoor'', zegt een helicoptertechnicus. ,,Vooral als het 's avonds donker begint te worden. Taliban-tijd, is het dan.''

Deze avond, tegen etenstijd, klinken er een paar doffe knallen buiten het kamp. Aan de hemel zijn oplichtende projectielen te zien. Meer knallen klinken en een helicopter vliegt over. Vijf minuten later, net als ik op weg ben naar het avondeten, duiken in het donker tussen de tenten soldaten op. Gehurkt, met hun geweer in de aanslag. Een van hen ligt op zijn rug, anderen zitten over hem heen gebogen. Als ik informeer of ik misschien een handje kan helpen, blijkt het sluipen een oefening, net als het helpen van de gewonde. Dan maar door naar de eetzaal.

Over eten gesproken; morgen is het de bedoeling om per Hercules naar het Nederlandse kamp Tarin Kowt te vliegen. Dat betekent niet langer keus uit de talloze prima gerechten uit de keuken van basis Kandahar, maar magnetronmaaltijden in het meer sobere kamp in Uruzgan.

01 november 2006

Hercules naar Kandahar


Het Hercules-transportvliegtuig dat pendelt tussen de basis in Kabul en Kandahar in het zuiden is als een vliegende zeecontainer. Zonder ramen, maar mét vier jankende propellermotoren die het nodig maken om met dopjes in je oren te vliegen. De passagiers zijn niet veel meer dan bagage tussen de pallets in het laadruim. Ze zitten in een soort hangmatten langs de wand. Met een kogelwerend vest en helm op, want de landende Herculessen kunnen vanuit de gevaarlijke streek in Zuid-Afghanistan doelwit zijn van raketaanvallen of beschietingen. Beter kan je daarom op de kogelvrij vest gaan zitten, zeggen de soldaten. Als ze komen, komen de kogels van onderen.
De Taliban laten vandaag de Hercules met rust. Helemaal verduisterd landt die ongeschonden in Kandahar, een internationale legerbasis ter grootte van een flinke stad. Niks spartaans tentenkamp in de woestijn. Er is sinds vorige week een hockeybaan en er was al keus tussen een Subway, een Burger King en een Pizza Hut. Het enige dat het kampgevoel in de war schopt, zijn de Taliban-raketten die er met enige regelmaat neerkomen.

De oorlog is echt

Er hangen veel vlaggen op de legerbasis van Kabul, maar de meeste wapperen halfstok. De oorlog is hier echt, dat is meteen duidelijk nadat het vliegtuig uit Eindhoven met 150 nieuwe soldaten is geland.

Kabul heeft geen gewoon vliegveld, maar een ommuurd, honderden miljoenen kostend mierennest van zeecontainers, tenten, zendmasten, transportvliegtuigen, prikkeldraad, helikopters, rondtoerende pantservoertuigen, zandzakken en bunkers. Alles is met alles verbonden door een spinrag van stroomkabels. Generatoren loeien, een peloton komt langs marcheren met volledige bewapening, een F16 stijgt gierend op. Op de achtergrond, boven de stoflucht uit, rijzen viesbruine bergen op. Een van de militairen wijst er met ontzag naar: daar ergens zit de vijand.

Een deel van de 'verse' soldaten gaat vanmiddag verder met een van de grote Herculessen. Maar vervoer naar het zuiden is een 'enorm probleem', moppert de legerleiding. Nederland heeft zelf geen transportvliegtuigen meer, want de bemanningen zijn de laatste tijd zoveel ingezet dat ze nu zijn 'opgebruikt' en met verlof gestuurd. De Nederlanders zijn daarom afhankelijk van anderen. Een aangekondigde vlucht kan op het laatste moment weer worden afgeblazen.

Het is dus nog onzeker of we vanmiddag door kunnen vliegen naar de legerbasis bij de zuidelijke stad Kandahar. Die stad ligt in het hartje van het gevaarlijkste gebied van Afghanistan, zo is de nieuwe soldaten vanmorgen tijdens een welkomstbriefing uiteengezet. Ze hebben een handzaam foldertje gekregen met daarin uitleg over wanneer en hoeveel ze mogen schieten, en op wie. En hoe ze zichzelf en hun maten voor het begaan van oorlogsmisdaden kunnen behoeden.

30 oktober 2006

Donkere wolken boven Uruzgan

Nederlandse militairen reinigen hun wapens in Tarin Kowt. Foto: ANP/Rick Nederstigt
De klus is nog lang niet geklaard voor de Nederlandse militairen in de Afghaanse provincie Uruzgan. Krap een halfjaar zitten ze nu in het bloedhete zuiden, maar de onrust neemt alleen maar toe. De Taliban-strijders laten zich niet verdrijven en er zijn aanwijzingen dat ze een offensief voorbereiden. Elke week zijn er meer aanslagen, hinderlagen en beschietingen.
Hoe houden de soldaten zich onder de toenemende dreiging? Zijn ze tevreden over wat er tot nu toe terecht is gekomen van de wederopbouw van de streek? Lukt het om de harten van de gewone Afghanen voor zich te winnen? Hebben ze nog hoop dat ze überhaupt iets goeds kunnen doen voor het land? Of ervaren ze het woestijnstof inmiddels als drijfzand?
Dat zijn vragen waarop ik het antwoord hoop te vinden onder de militairen in de hoofdstad Kabul, in de zuidelijke basis Kandahar en vooral in het hart van de Nederlandse invloedsfeer: Kamp Holland bij Urugzan's hoofdstad Tarin Kowt. Voor deze krant zoek ik in het bijzonder de soldaten uit de regio op om ze te vragen: hoe ver weg voelt de eigen stad of dorp als je op een levensgevaarlijke missie bent, vijfduizend kilometer van huis?